Binnen de Protestantse Kerk in Nederland, voorheen de Nederlands Hervormde Kerk, de Gereformeerde Kerken en de Evangelisch-Lutherse Kerk, zijn al vele decennia gebedsgroepen actief. Vaak gaat het om kleine groepen, niet zelden in marge van het gemeenteleven, maar ze zijn standvastig en gaan stug door met datgene waartoe God hen roept: gebed voor de gemeente, voor haar leiders, voor alles wat hen door de Heer van de kerk op het hart wordt gelegd.

Als Werkgroep Gebed binnen de Stichting Evangelisch Werkverband zijn we in 1996 begonnen om al die gebedsgroepen in kaart te brengen: waar zitten ze, wie zijn de contactpersonen, op welke wijze willen ze worden toegerust? De groep gebedsgroepen groeide en uiteindelijk kregen we naar schatting zo’n 400 gebedsgroepen in beeld. We organiseerden vele gebedstoerustingsdagen, toerustingsconferenties en jaarlijks twee of drie gebedsretraites.

Toch ontstond gaandeweg binnen de Werkgroep een vermoeden dat de groei in het gebedswerk eruit is, dat de kerkelijke gebedsbeweging stagneert. In ieder geval hadden we er geen zicht op of er sprake was van groei in aantallen bidders of gebedsgroepen. Ook hadden we geen zicht op eventuele groei in kwaliteit van het samen bidden. En in hoeverre zijn de gebedsgroepen ingekaderd in het geheel van het gemeentewerk en gemeenteopbouw, zoals kringen, groeigroepen? Is er een wisselwerking tussen gebedsgroep en kerkenraad?

Alle reden om in de gebedsachterban een onderzoek te doen. In maart 2006 stuurden we aan ca. 450 adressen een vragenlijst voor de gebedsgroep en een begeleidende vragenlijst om voor te leggen aan de kerkenraad. We werden bemoedigd door de respons. We kregen van 48 gebedsgroepen een antwoordlijst toegestuurd en van 24 kerkenraden. We geven een samenvatting van de onderzoeksgegevens.

Onderzoek gebedsgroepen:

  • Ruim 90% van de onderzochte gebedsgroepen opereren binnen de PKN, de overige groepen zijn interkerkelijk van karakter.
  • De meeste groepen komen wekelijks of tweewekelijks bij elkaar.
  • De meeste groepen kennen tussen de 4 tot 8 deelnemers als maximum aantal bidders, waarbij de gemiddelde opkomst over alle groepen gerekend zo’n 70% is.
  • De meeste groepen richten zich in hun gebed – in volgorde van belangrijkheid - op het gemeentewerk, de leidinggevenden (incl. predikant), de zieken en rouwenden, de nood van de wereld/zending en op geestelijke vernieuwing/opwekking in de kerk/in de plaats zelf.
  • Alle groepen zijn vertrouwd met het vrije gebed, waarbij zo’n 40 % ook het conversatiegebed kent. Sommige groepen kennen een mengvorm van vrij gebed en een liturgische opzet.
  • Voorbede en bijbellezing staan in bijna alle groepen sterk op de voorgrond. Lofprijzing en dankzegging krijgen in de meeste groepen ruime of matige aandacht. Met stilte, verootmoediging en vooral met luisterend bidden hebben de groepen het doorgaans moeilijk.
  • Bijna 80% van de groepen rapporteren dat ze gebedsverhoringen hebben meegemaakt. De overige 20% zegt dat gebedsverhoringen niet meetbaar of moeilijk aanwijsbaar zijn.
  • Belemmeringen: er zijn interne belemmeringen, zoals niet aanwezig zijn, moeite om hardop te bidden, te weinig tijd voor gebed of bepaalde vastgeroeste patronen van bidden. Daarnaast zijn externe belemmeringen: de kerkelijke cultuur waarin samen bidden in een gebedsgroep ongewoon is of waarin gebed onvoldoende als prioriteit wordt gezien.
    Bemoedigingen zijn er velerlei: binnen de gebedsgroepen bemoedigen de bidders elkaar of ervaren steun van elkaar of door het samen-zijn. Verder komen er soms bemoedigende reacties uit de gemeente, o.a. van personen waarvoor gebeden is.
    Ontmoediging wordt ervaren waar er geen nieuwe mensen bij komen (geen groei in omvang is) of waar er weinig of geen respons komt uit de gemeente of uit de kerkenraad (gebed leeft niet ….)
    Overwinningen worden ervaren waar er gebedsverhoringen zijn of omdat er positieve ontwikkelingen in de gemeente gesignaleerd worden.
  • Van de 48 groepen kent 32% groei in omvang en 68% blijft op hetzelfde aantal bidders steken.
    Bij 72% van de groepen wordt groei in diepgang ervaren, bij 28% niet of niet aanwijsbaar.
  • Bij 32% van de groepen is er sprake van een wisselwerking tussen het functioneren van de gebedsgroep en het werk van de kerkenraad, en soms gebeurt dat doordat de predikant of een kerkenraadslid deel uitmaakt van de gebedsgroep.
    Bij 62% is er die wisselwerking niet en bij 6% nauwelijks.
    Bij 25% van de groepen is er sprake van een wisselwerking tussen het functioneren van de gebedsgroep en het overige werk in de gemeente (gemeenteopbouw, kringen, werkgroepen etc). Ook hier gebeurt dat veelal, doordat er iemand uit het jeugdwerk, uit de groeigroepen etc. ook op de gebedsgroep zit.
    Bij 59% is die wisselwerking er niet en bij 16% begint die wisselwerking te komen.
  • In 30 van de 48 gemeentes is het kerkblad het belangrijkste communicatiemiddel om de gemeentes te informeren over het bestaan van de gebedsgroep. Daarnaast wordt er door 25% van de groepen (12 van de 48) gebruik gemaakt van een stukje in de jaargids of het jaarlijks overzicht van kringen en groepen in het kerkblad. Bij 10 van de 48 groepen wordt verondersteld dat de gemeente vooral onbekend is met het bestaan van de gebedsgroep.
    Andere communicatiemiddelen: de wekelijkse zondagsbrief/afkondiging, e-mail/website, voorbedeboek achterin de kerk.
  • Het merendeel van de groepen (28 van de 48) ervaart het algemene klimaat in de gemeente t.o. van de gebedsgroep als gedogend. Door 14 van de 48 groepen wordt het klimaat als redelijk open ervaren, door 5 groepen als open en door 3 groepen als medewerkend.
  • In 13 van de 48 groepen is er contact met andere gebedsgroepen in andere kerken/gemeentes, in 10 groepen is dat zelden en in 22 groepen is dit niet het geval of niet aan de orde.
  • In de meeste groepen wordt individueel of als groep meegedaan met interkerkelijke gebedsacties, zoals de Week van Gebed of 10 dagen voor Nederland.

Onderzoek kerkenraden:

  • In 8 van de 24 gemeentes is er in het beleidsplan inhoudelijk geformuleerd, welke plaats gebed en gebedswerk in het beleid / gemeenteopbouwplan heeft.
  • De meeste kerkenraden kennen de klassieke vorm van openen en sluiten van de vergaderingen met gebed. In enkele kerkenraden zijn er (daarnaast) ook alternatieve vormen, zoals liturgisch avondgebed, kerkenraadsgebedsavond of open kringgebed.
  • In 21 van de 24 gemeentes is een gebedsgroep actief. Bij 13 van die 21 gemeentes is er sprake van uitwisseling tussen de gebedsgroep en de kerkenraad, bijvoorbeeld over onderwerpen van dank en voorbede. Deze uitwisseling hangt meestal af van de inbreng van een kerkenraadslid of predikant die deel uitmaakt van de gebedsgroep, maar dit is zelden geformaliseerd. Met andere woorden: er zijn zelden concrete afspraken over deze uitwisseling gemaakt.
  • De kerkenraden staan overwegend positief tegenover landelijke gebedsinitiatieven, waarbij de Week van Gebed incl. Nationale Gebedsdag (Evangelische Alliantie) resp. de Week van Gebed voor de Eenheid van de Christenen (Raad van Kerken) het meest genoemd worden. 
  • Slechts één van de 24 gemeentes heeft een budget voor het gebedswerk begroot.
  • Er is nauwelijks tot (nog) geen behoefte aan externe advisering/begeleiding op het gebied van gebed en gebedswerk.

Algehele beeld

Het volgende beeld van gebedsgroepen in de PKN is door dit onderzoek ontstaan: binnen de PKN-gemeentes bevindt zich een trouwe groep bidders die in kleine cellen met grote regelmaat het aangezicht van de Here God zoeken voor het welzijn van de gemeente; waarbij zij van tijd tot tijd het wonder van concrete gebedsverhoringen meemaken.
Voor veel gemeenteleden is de stap naar de gebedsgroep nog een hele grote en ook veel kerkenraden weten eigenlijk niet goed welke plaats en taak gebedsgroepen hebben in het geheel van de gemeente.
Nog steeds wordt er geconstateerd dat samen ‘hardop’ bidden voor veel trouwe kerkleden als iets cultuurvreemds wordt ervaren. Soms slagen leidinggevenden er in passende vormen te vinden die gemeenteleden over deze drempel heen helpen. Het zijn kleine bemoedigende stapjes op weg naar een biddende gemeente. Er valt echter nog veel te leren en te ontwikkelen op het gebied van de gebedstoerusting en gebedsinhoud.
Verder is ons opgevallen dat in sommige gemeentes alleen al het invullen van de vragenlijst voor gebedsgroepen en kerkenraden een positief effect heeft gehad: men is gaan nadenken over de doorwerking / plaats van gebed in de gemeente.

Hoe nu verder?
Wij zoeken, met deze gegevens in handen, nu verder wat God van ons vraagt. Voor dat zoeken staan in 2007 twee ‘brainstormdagen’ op de rol.
Leidinggevenden aan gebedsgroepen binnen de PKN worden voor deze dagen bijeen geroepen om een dag biddend na te denken over de stand van zaken van de gebedsbeweging in de PKN en hoe we daar als bidders en als Werkgroep Gebed van de Stichting Evangelisch Werkverband het beste op in kunnen spelen.

Robbert-Jan Perk, Jan Minderhoud

Gepubliceerd in IDEA (2007), gemeenteopbouwblad van de Evangelische Alliantie

 

(nawoord: bovenstaande onderzoek heeft geleid tot een forse uitbreiding van de Werkgroep Gebed, met als één van de resultaten de 50 dagen op weg met God in 2013 en daarna.
 Als directe vrucht van de twee bezinningsdagen in 2007 publiceerden we de praktische handreiking Gebedsgroep, laat zien wie je bent ! en in november 2012 hield ons werkgroeplid ds Adri Bloemendal een goed verhaal over Gebed voor beleid en beleid voor gebed.)