In de eerste christelijke gemeente is er een opvallende eensgezindheid. Niet alleen is er grote eenheid in het samen komen, om trouw te zijn aan het onderricht dat de apostelen geven, of de eenheid bij het breken van het brood en de gebeden. Nee, geld en goed, eigendommen en bezittingen worden verkocht, en de opbrengst daarvan wordt onderling verdeeld, vooral met het oog op degenen die dat het hardst nodig hebben (Hand. 2:44-45, 4:34-37). Een soort ideaalplaatje, zo lezen we althans deze bijbelgedeeltes.

Het heeft er alle schijn van dat dit alles gebeurde onder de verwachting van een spoedige wederkomst van Jezus, de Messias van Israël. Daarover wordt al gesproken in Handelingen 1:11, en in de Pinksterpreek van Petrus wordt verwezen naar ‘de dag van de Heer’, waarover al in het Oude Testament veelvuldig gesproken wordt (Hand. 2:19-21). Kortom: de uitstorting van de Heilige Geest staat in een direct verband met de dag van de Heer, de wederkomst van Jezus. Datzelfde zie je in een volgende toespraak van Petrus, in Handelingen 3:19-21.
Kom tot inkeer, keer terug naar God om vergeving te krijgen voor uw zonden. Dan zal de Heer een tijd van rust doen aanbreken en zal Hij de Messias zenden die Hij voor u bestemd heeft. Dat is Jezus, die in de hemel moest worden opgenomen tot de tijd aanbreekt waarover God van oudsher bij monde van zijn heilige profeten heeft gesproken en waarin alles zal worden hersteld.

In die eerste gemeente in Handelingen wordt toegepast wat Paulus later zal schrijven in zijn eerste brief aan de Korintiërs:
Wat ik bedoel, broeders en zusters, is dat er maar weinig tijd rest. Laat daarom ieder die een vrouw heeft zo leven dat het hem niet in beslag neemt, ieder die verdriet heeft zo dat hij er niet door wordt beheerst, ieder die vreugde voelt zo dat hij er niet in opgaat, ieder die bezit verwerft alsof het niet zijn eigendom is, ieder die in deze wereld leeft alsof ze voor hem niet meer van belang is. Want de wereld die wij kennen gaat ten onder. (1 Kor. 7:29-31).

Hoe is het die christelijke gemeente in Jeruzalem verder vergaan? Het is 25 jaar later dat Paulus een collecte voor de arme gemeente in Jeruzalem moet regelen. Je leest er over in Galaten 2:10, 1 Korintiërs 16:1-2, vervolgens in 2 Korintiërs 8:1-15 en 9:1-15 en Romeinen 15:25-29. Is er iets misgegaan? En zo ja, wat dan?

Hoe heeft het zo ver kunnen komen? Ik denk dat het gebeuren in Handelingen 2 en 4 te duiden is als een kairos-moment: de wederkomst van Jezus kon elk moment gebeuren, en dan heb je wellicht morgen al niks meer aan al je bezittingen en eigendommen. Bovendien was onder de hoogspanningskabel van Gods liefde, in onze harten uitgestort door de Heilige Geest, de onderlinge liefde en de betrokkenheid op elkaar zó groot, dat ze haast niet anders konden dan geld en goed met elkaar delen.

Hoe anders is dat in onze dagen, waarin onze navolging van Jezus soms maar mondjesmaat invloed heeft op onze leef- en geefstijl. Waarin geven wordt ervaren als weg-geven, terwijl geven feitelijk niet anders is dan terug-geven, aan onze Schepper en Eigenaar van al wat is. Dat geeft te denken. Want de profeet Haggai zei toch al dat al het zilver en goud van God is (Hag. 2:9)? Daarnaast is geven ook door-geven. Een zegen ontvangen en daarvan weer uitdelen. Als een stroom van levend water.

In onze tijd zouden we zeggen: ‘Die Jeruzalem-gemeente had beter een lange-termijn-plan kunnen maken. Een meerjarig strategisch visieplan voor decennia of misschien wel voor eeuwen. Dan hadden de kapitalen misschien veel zinvoller besteed kunnen worden, door wijs te investeren’.
Op het eerste gezicht lijkt dat ook de richtlijn te zijn in 1 Timotheüs 6:17-19, vooral als je de woorden ‘stevig fundament voor de toekomst’ eruit licht:
Draag de rijken van deze wereld op niet hoogmoedig te zijn en hun hoop niet in zoiets onzekers als rijkdom te stellen, maar op God, die ons rijkelijk van alles voorziet om ervan te genieten. En draag hun op om goed te doen, rijk te zijn aan goede daden, vrijgevig, en bereid om te delen. Zo leggen ze een stevig fundament voor de toekomst, en winnen ze het ware leven.

Maar niet te snel! Het stevige fundament ligt hier niet in lange termijn plannen en intelligent wegzetten van geld en goederen. Het fundament is simpel gezegd: geniet van alles waarmee God je rijkelijk voorziet en deel er rijkelijk van uit. Deel het. Nu.

Zijn er dan geen richtlijnen in de Bijbel over investeren in de toekomst? Jazeker. Neem 1 Korintiërs 3:9b-15:
U bent een bouwwerk van God. Overeenkomstig de taak die God mij uit genade heeft opgelegd, heb ik als een kundig bouwmeester het fundament gelegd, en een ander bouwt daarop voort. Laat ieder er wel op letten hoe hij dat doet. Want niemand kan een ander fundament leggen dan er al ligt – Jezus Christus zelf –, maar op dat fundament kan verder worden gebouwd met goud, zilver en edelstenen óf met hout, hooi en stro. Van ieders werk zal duidelijk worden waaruit het is opgebouwd; op de dag van het oordeel zal dat blijken, want dan zal het door vuur aan het licht worden gebracht. Het vuur zal laten zien wat ieders werk waard is. Wanneer iemands bouwwerk blijft staan, zal hij worden beloond. Wanneer het verbrandt, zal hij daarvoor de prijs betalen; hijzelf zal worden gered, maar als het ware door het vuur heen.
Bouwen op het enige fundament, Jezus Christus. Maar zelfs hier gaat het om je concrete doen en laten. Je woorden en je daden. Het komt er op aan wat je bouwt en waarom je bouwt. Als er een acute nood is en acuut geholpen moet worden, dan doe je natuurlijk wat je kan. Maar doe je er wijs aan om dan je hele kapitaal aan te spreken? Er zijn voorbeelden genoeg, ook in de Bijbel, dat je op lange termijn aan de bedelstaf kan raken, ook al is dat om andere redenen dan geven (Nehemia 5, vgl. Lucas 16:1-9).

Was die eerste gemeente in Jeruzalem dan misschien toch al te voortvarend van start gegaan? In de Bijbel lezen we niet op elke bladzijde dat je al je bezittingen moet verkopen. Tegelijkertijd is het schrijnend dat de eerste gemeente haar eerste liefde en die pure houding van mededeelzaamheid niet vast heeft kunnen houden.

Een voorbeeld: diaconieën van protestantse kerken zijn doorgaans goed bemiddeld. Zij kunnen op lange termijn veel goed doen door wijs te investeren. Als ze op korte termijn alles zouden weg geven, zou dat een mooie eenmalige injectie zijn, maar daarmee zou het ook gelijk ophouden. Wijs investeren dus, het is een wijsheid die we al uit het Nieuwe Testament kunnen afleiden. Wel graag op het fundament van Jezus Christus, niet op het fundament van onze eigen behoudzucht of geldzucht.

In onze tijd zijn deze vragen elke keer weer actueel. Zo was er een gemeente die alle vakantiegelden bij elkaar bracht en onderling eerlijk verdeelde. Of iedereen meedeed weten we niet, maar wel werd duidelijk dat het niet werkte.

Tot slot: in de Bijbel wordt regelmatig tegen de hebzucht of geldzucht gewaarschuwd. De Mammon is een macht die velen in zijn greep houdt. Eerder in 1 Timoteüs 6 vind je die waarschuwing tegen de rijkdom ook al. Het is een verleiding, een valstrik, zegt Paulus. Want geldzucht is de wortel van alle kwaad (vers 7-10). Vervolgens, acht tot tien verzen verder, beveelt Paulus de rijken aan om mededeelzaam zijn. Daarin zit iets van ambivalentie. Alsof Paulus zelf ook zoekt en het volgende wil zeggen: streef er vooral niet naar om rijk te willen worden. Maar als je eenmaal toch rijk bent, of je kwam als rijke tot geloof in Christus, wees dan vooral vrijgevig en mededeelzaam. Want het is geen zonde om rijke te zijn, maar wel om rijk te sterven...

Gebed:

Barmhartige God en Vader,
armen en rijken, we zijn allemaal schepselen van U (Spreuken 22:2).
U geeft rijkdom enerzijds om ervan te genieten. Maar anderzijds klaagt armoede ons aan. Stille armoede in onze straat of aan de andere kant van onze stad of ons dorp. En armoede wereldwijd.
Help ons toch om te delen. Niet mondjesmaat, maar royaal. Overvloedig. Meer dan het gewone. En vooral: help ons om niet vast te zitten aan ons geld en ons goed.
Zodat we uitmunten in een levensstijl die in de geest van Jezus is: Hij die rijk was, maar omwille van ons allemaal arm is geworden, Hij die als Mensenzoon zo vaak geen plaats had om het hoofd te ruste te leggen (2 Korintiërs 8:9, Matteüs 8:20). In zijn naam vragen we dit. Amen.

Opdracht:
Bedenk een of meerdere kleine ‘actiepunten’, waarmee je uitdrukking wil geven aan het feit dat al ons geld en goed ten diepste eigendom is van onze Maker. En voer die stapsgewijs uit.

Lees ook het inspirerende en uitdagende verhaal van Shane Claiborne

Ermelo, juni 2023

Jan Minderhoud / Dick Tillema